Bladrammenas

Bladrammenas (Raphanus sativus) behoort tot de familiebladrammanas3 van de kruisbloemigen. In tegenstelling tot gele mosterd en bladkool is dit gewas wel knolvoetresistent. Het kan dus zonder probleem geteeld worden  in een rotatie met koolsoorten.

Bladrammenas kan gezaaid worden tot eind augustus, aan een zaaidichtheid van 12 tot 25 kg per hectare. Het gewas heeft een snelle beginontwikkeling en vormt in korte tijd een massaal gewas dat gemakkelijk probleemonkruiden onderdrukt.

De plant is geschikt voor alle grondsoorten. De diepe penwortel breekt de bodem open en zorgt voor een goede doorlaatbaarheid. Door de beperkte hoeveelheid zijwortels is de doorworteling van de grond en de wortelopbrengst eerder beperkt en is bladrammenas minder toepasbaar op slempgevoelige bodems.

Bladrammenas is, vergeleken met gele mosterd, minder gevoelig voor nachtvorst. Daardoor kan het nog vrij lang doorgroeien en ook bij late zaai nog voldoende gewas vormen om het land ‘s winters te beschermen. Wanneer echter de vorst intreedt vriest ook bladrammenas dood. Hierdoor worden weinig problemen ondervonden tijdens het onderwerken van het gewas

Tegenwoordig zijn bijna alle rassen van bladrammenas resistent tegen bietencystenaaltjes. Bij een vroege zaai (vóór 1 augustus) zullen cystenaaltjes afsterven wegens gebrek aan voedsel. Bladrammenas is een minder goede waardplant voor het maïswortelknobbelaaltje (Meloidogyne chitwoodii). Negatief is de snelle vermeerdering van wortellesieaaltje (Pratylenchus penetrans). Ook het noordelijk wortelknobbelaaltje (Meloidogyne hapla) kan zich enigszins doorontwikkelen in bladrammenas.

6b5b6c9a9